Boomkikker
De boomkikker of Europese boomkikker (Hyla arborea) is de bekendste Europese kikker uit de familie boomkikkers (Hylidae).De boomkikker komt voor in een groot deel van Europa en is de enige soort uit de familie boomkikkers die voorkomt in België en Nederland. De kikker leeft op open zonbeschenen plekken in relatief dicht begroeide en vrij vochtige biotopen in de buurt van water. Het is een boombewonende soort die zich ophoudt tussen het gebladerte. Het voedsel bestaat uit verschillende ongewervelden zoals insecten en de kikker heeft diverse vijanden zoals vogels en zoogdieren. De boomkikker wordt in een deel van zijn verspreidingsgebied bedreigd door uiteenlopende menselijke activiteiten.De lichaamslengte is ongeveer 4 tot 5 centimeter, de boomkikker is van alle West-Europese kikkers te onderscheiden door de egale lichtgroene kleur op de rug en de relatief gladde huid zonder wratten zoals padden of langwerpige klierlijsten op de rug zoals veel echte kikkers. De boomkikker is tevens de enige soort in de Benelux waarvan de vingers en tenen hechtschijven dragen.
Verspreiding
De boomkikker komt voor in het grootste deel van midden en centraal Europa. De kikker ontbreekt in Scandinavië, op een uiterst zuidelijk puntje van Zweden na. Ook in zuidwestelijk Frankrijk en het grootste deel van Spanje komt de soort niet voor. Hier leeft wel de Mediterrane boomkikker. De populaties op de eilanden Corsica, Elba, Sardinië en Capri in de Middellandse Zee worden tegenwoordig tot een aparte soort gerekend: de Sardijnse boomkikker (Hyla sarda).De boomkikker komt in de volgende landen voor: Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Georgië, Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Kroatië, Israël, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Moldavië, Montenegro, Nederland, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Zweden, Zwitserland en Turkije. Mogelijk zijn er populaties in het noorden van Iran, maar dit is niet geheel zeker.In Letland was de soort uitgestorven, maar komt deze weer voor na herintroductie van exemplaren uit Wit-Rusland en exemplaren die zijn opgekweekt in de dierentuin van Riga.De boomkikker is geïntroduceerd in Groot-Brittannië en kwam hier van nature niet voor.Een populatie in New Forest is waarschijnlijk uitgestorven doordat alle exemplaren zijn weggevangen door verzamelaars.De drie ondersoorten hebben een iets afwijkend verspreidingsgebied; Hyla arborea arborea komt voor in vrijwel het gehele verspreidingsgebied maar Hyla arborea kretensis is endemisch op Kreta. Hyla arborea molleri tenslotte komt voor op het Iberisch Schiereiland in Spanje, Portugal, mogelijk in zuidelijk Frankrijk.
Habitat
De natuurlijke biotoop bestaat uit jonge en natuurlijke poelen in laaglandriviersystemen. De boomkikker is echter niet kieskeurig en heeft in kleinschalig agrarisch landschap, met veel hagen en veedrinkpoelen, een vervangende biotoop gevonden. Favoriet zijn wateren met aangrenzende struik-achtige begroeiing, maar ook in tuinen, parken, houtwallen, weilanden en bosranden kan de kikker worden aangetroffen. Er is een voorkeur voor bepaalde planten zoals aardbei, gele lis, hondsroos, hop, ridderzuring, rode bes en wilde kamperfoelie.
De eitjes worden afgezet in de kleinste poeltjes, zoals met water gevulde wiel- en rupsbandsporen op bouwterreinen. Er zijn wel enkele voorwaarden; zo mag het water niet stromen en moet het water in een open plek liggen die goed door de zon wordt beschenen. Grootbladerige struiken en bomen zijn gewenst, maar de poelen mogen niet geheel door bomen worden omgeven; het water moet door de zon worden beschenen. De larven kunnen zich niet ontwikkelen bij een watertemperatuur lager dan 15 °C.Ook dient het water visvrij te zijn, omdat anders de eitjes en larven worden opgegeten. Waterplanten die een voorkeur hebben zijn riet en lisdodde.
De boomkikker is een typische bewoner van laaglanden en heuvellanden. De soort komt bij uitzondering ook voor op grote hoogte, zoals in Bulgarije, waar hij is aangetroffen op een hoogte van 2300 meter boven zeeniveau.
Kenmerken
De boomkikker draagt zogenaamde hechtschijven, dit zijn kleine schijfvormige structuren aan de tenen en vingers. De hechtschijven doen qua vorm denken aan zuignappen maar hebben een wezenlijk andere werking. Net als andere kikkers hebben de hechtschijven een fijne structuur met zeer kleine kanaaltjes, waarin bij het neerzetten van de hechtschijf vocht wordt gedreven waardoor de kikker blijft plakken, zie ook onder kikkers. Bij het klimmen speelt ook de buikzijde een rol, door het slijmlaagje van de huid blijft de kikker beter plakken.
Een typisch kenmerk van de boomkikker is de heldere, groene kleur en het ontbreken van vlekken of strepen op de rug. De kleur is meestal lichtgroen, maar kan ook groengrijs tot geelbruin of bruin zijn, afhankelijk van de temperatuur en de gemoedstoestand van de kikker. Het veranderen van kleur heeft niets met het aanpassen aan de ondergrond te maken. Indien gestrest (bijvoorbeeld bij hantering) wordt de kleur donkerder tot donkergroen of -bruin. Ook kunnen vlekken ontstaan op de rug.
Heel soms komen blauwe exemplaren voor. Deze zijn echter niet van kleur veranderd maar hebben een tekort aan een gele kleurstof in de huid. Omdat het gele pigment samen met blauw pigment de groene kleur veroorzaakt, kleurt de kikker blauw bij een tekort aan de gele kleurstof.Dit komt soms ook voor bij andere soorten zoals de bastaardkikker (Rana esculenta).
De buikzijde is wit tot grijs van kleur, de overgang tussen buik en rug wordt gemarkeerd door een donkerbruine streep onderaan de flanken die begint aan het neusgat vooraan de kop en doorloopt door het oog en trommelvlies en via de achterpoten reikt tot de lies, onder de rechter achterpoot. Deze streep is wit- tot geel-omrand aan de bovenzijde en heeft een voor deze soort kenmerkende uitstulping bij de lies die wat naar voren gekromd is. De poten zijn van boven groen en van onderen geelachtig tot roze van kleur, vooral de tenen. Ook hier is de boven- en onderzijde gescheiden door een duidelijk donkere lijn.
Mannetjes zijn van de vrouwtjes te onderscheiden aan hun kwaakblaas; alleen de mannetjes kwaken. De keel van de mannetjes is ook te herkennen als er niet gekwaakt wordt omdat de huid hier een donkere, geelbruine tot grijze kleur heeft, evenals een geplooid oppervlak. De keel van de vrouwtjes is glad en lichter van kleur.Mannetjes blijven daarnaast wat kleiner al is dit in het veld moeilijk te zien.
Kikkervisjes
De kikkervisjes zijn van andere soorten te onderscheiden aan de bovenste staartzoom die doorloopt tot boven de ogen. De larven kleuren gedurende hun ontwikkeling olijfgroen waaraan ze makkelijk te herkennen zijn. Bijna volgroeide exemplaren kleuren tenslotte grasgroen, net als de ouderdieren. Het mondveld van de larve heeft drie ononderbroken onderste tandenrijen en twee bovenste tandenrijen, waarvan de onderste rij kort is onderbroken in vergelijking met bijvoorbeeld de Mediterrane boomkikker. De larven zijn als ze uit hun ei kruipen zo'n 3 tot 5 millimeter lang en worden uiteindelijk 50 mm, na de metamorfose zijn de juvenielen ongeveer 12 tot 21 mm. Zie voor een beschrijving van de ontwikkeling van de kikkervisjes het kopje voortplanting.