Neushoorn

Neushoorn

De neushoorns (Rhinocerotidae) zijn een familie van grote zoogdieren die heden ten dage vijf soorten telt die voorkomen in Afrika en Azië. De neushoorn heeft een krom naar achteren groeiende hoorn net achter het beweeglijke deel van de neus; drie soorten hebben daarachter nog een kleinere stomp; bij de Javaanse en de Indische neushoorn ontbreekt die.

Er zijn nog vijf soorten neushoorns, waarvan de meeste in meerdere of mindere mate bedreigd worden in hun voortbestaan door handel in producten van de hoorn.

Elke soort kan elke dag wel 100 liter drinken en tientallen kilo's eten. Het voedsel is per soort verschillend. Neushoorns die in Afrika leven zijn vooral grazers; ze eten vooral stevig gras of takjes, terwijl Aziatische soorten stevige, grote takken verorberen. De Sumatraanse neushoorn staat bekend om zijn zeer gevarieerde dieet, met allerlei soorten vruchten.

Naamgeving

Het geslacht waar de familie haar naam aan dankt, Rhinoceros, werd door Linnaeus benoemd in 1758 in Systema naturae. John Edward Gray gaf als eerste de familie in 1821 een naam: "Rhynocerotidae", waarbij hij ook een korte beschrijving gaf.Onder artikel 29 (lid 1 - 3 van de ICZN moet de naam van de familie gespeld worden als "Rhinocerotidae" omdat ze gebaseerd is op de naam van het geslacht Rhinoceros; "Rhynocerotidae" is dus een foutieve spelling. Artikel 19.2 schrijft voor dat een foutieve originele spelling gecorrigeerd moet worden maar dat de auteur en het jaar van publicatie desondanks dezelfde blijven. De familienaam moet in dat geval als "Rhinocerotidae Gray, 1821" geciteerd worden. Richard Owen was in 1845 de eerste die de correcte spelling gebruikte.Vanwege Gray's spelfout en de daardoor vermeende ongeldigheid van de naam, wordt die daarom vaak onterecht als "Rhinocerotidae Owen, 1845" geciteerd.

Naamgeving witte en zwarte neushoorn

De Nederlandse en Engelse naam van deze dieren berust op een taalkundigmisverstand. Door Afrikaners werden ze puntlip en wijdlip (wijd = breed) genoemd. De Engelsen vatten wijd op als white en dus werd de andere automatisch black. De Nederlanders vertaalden dit weer als witte en zwarte neushoorn.

Materiaal en opbouw van de hoorn

Terwijl holhoornige een hoorn hebben met een botkern met alleen de buitenkant van hoornmateriaal, missen neushoorns die beenkern. Hun hoorn is opgebouwd uit keratine, zoals menselijke nagels en haar, en de materiaalstructuur doet denken aan die van hoeven, en aan de snavels van schildpadden en kaketoes.

In 2006 toonden Ct-scans van Ochio University aan hoe dit haarachtige materiaal in zo'n kromme en scherpe vorm kan groeien. In de kern groeien jaarlijks afzettingen van calcium die het materiaal hard maken en van melanine die afbraak door uv-straling voorkomen. Buiten de kern ontbreken die stoffen, zodat de buitenkant zachter is en verweert door zonlicht. Bij het wroeten en grazen tussen bomen en struiken en bij het vechten wordt de zachtere buitenkant in zijn karakteristieke kromming geslepen en gescherpt. Ook schuren de dieren hun hoorn langs stenen als ze de kans krijgen.

Aan de hoorn van de neushoorn worden magische en genezende krachten toegekend. In enkele Zuidoost-Aziatische landen is gemalen neushoornpoeder opgelost in warm water een traditioneel geneesmiddel tegen onder meer koorts, reuma en jicht. In de traditionele Chinese geneeskunde wordt het (Cornu Rhinoceri Asiatici (犀角, xījiǎo) voorgeschreven als middel tegen koorts en convulsies. Hoewel dat vaak beweerd wordt, wordt de hoorn niet gebruikt als potentieverhogend middel.

In Jemen maakt er men graag mesheften van.

Om stroperij te voorkomen wordt de hoorn soms behandeld met een gif dat onschadelijk is voor het dier, maar een mens ziek maakt.